Spiegeldrogredenen, of: argumenteer – maakt niet uit hoe

Een van de vreemde dingen aan drogredenen is dat ze ons zo makkelijk overtuigen, ook al klopt er niets van. In mijn boek zoek ik per type een verklaring hoe dat komt. Mijn hypothese is dat dat aan foutjes in ons brein ligt.

In dat verband is het frappant dat sommige drogredenen, hoewel ze elkaar tegenspreken, beide overtuigend kunnen werken.

  • Zo heb je de oudheidsdrogreden naast de moderniteitsdrogreden, of wel de ad anitiquitatem versus de ad novitatem

    “Kristallengeneeskunde is al heel oud hoor!”

    “Onze nieuwste BMW is uitgerust met state-of the-arttechnologie.”

    In beide gevallen is de boodschap: dus zal die wel goed zijn.
  • Een ander spiegelduo wordt gevormd door de natuurlijke versus de moralistische drogreden.

    De natuurlijke drogreden gaat ervan uit dat natuurlijk ‘goed’ is en ‘onnatuurlijk’ op zijn minst verdacht. Denk aan iedereen die betoogt dat gelijke kansen voor mannen en vrouwen verworpen moeten worden omdat dat onnatuurlijk zou zijn – zie onder andere mijn blog van 3 mei over Mathijs van der Tang.  Tegenwoordig zie je deze redenering vaak over de anderhalvemetersamenleving, mondkapjes en vaccins: niet goed want onnatuurlijk.

    Aan de andere kant heb je de moralistische opvatting: dat wat goed is, vind je dús in de natuur. Zo zijn er mensen die geloven dat vrouwen en mannen van nature overal even goed in zijn omdát ze vinden dat mannen en vrouwen gelijke kansen verdienen. 
  • Een derde spiegel kwam ik tegen toen ik statistische denkfouten onderzocht: aan de ene kant heb je mensen die denken dat het noodlot nooit twee keer op dezelfde plek toeslaat: Laten we déze route nemen, daar is vorige keer een kettingbotsing gebeurd en dat gebeurt nooit twee keer achter elkaar. Dit heet trouwens de gokkersmisvatting.

    Het vreemde is dat mensen het omgekeerde net zo makkelijk geloven. De sigarenboer die de vorige keer het winnende staatslot verkocht, ziet daarna geregeld zijn omzet stijgen; men denkt kennelijk dat het geluk juist deze plek heeft uitverkoren.  

Hoe kan het dat mensen net zo makkelijk het ene principe als het andere geloven, dus de ene keer dit en de andere keer het omgekeerde argument accepteren? Dat vroeg ik me al een poosje af.

Opeens herinnerde ik me wat ik ooit bij Cialdini* las; het pure feit dát je een argument geeft, hoe zwak ook, is vaak al meer dan voldoende om mensen te overtuigen. Even uit mijn hoofd het experiment dat daarbij hoorde: onderzoekers lieten mensen in een kantoorsituatie met een blaadje in hun hand naar de kopieermachine lopen, waar een argeloze proefpersoon aan het kopiëren was, met de vraag of ze even wat mochten kopiëren. De ene keer vroeg de geïnstrueerde persoon alleen: Mag ik even tussendoor kopiëren? In andere gevallen voegde hij er een ’argument’ aan toe:  Mag ik even tussendoor want ik moet kopiëren

Die laatste toevoeging is natuurlijk een loos argument want dat diegene moest kopiëren bleek al uit alles. Desalniettemin gingen veel meer mensen akkoord als hij met zo’n argument kwam en lieten de ander inderdaad even tussendoor.

De wat treurige moraal is volgens mij: argumenteren is beter dan niet argumenteren, ook al doet het er nauwelijks toe hoe goed of slecht je dat doet. 

* zie onder andere www.salesquest.nl

2 reacties op “Spiegeldrogredenen, of: argumenteer – maakt niet uit hoe”

  1. Inderdaad heel gek dat mensen de nieuwigheid of oudheid van iets kunnen gebruiken om hun product of methode aan te prijzen..
    “De Azteken gebruikten dit medicijn tegen hoofdpijn” en “het nieuwste middel op de markt tegen hoofdpijn” worden beide geaccepteerd als gangbare argumenten, terwijl het helemaal niets zegt over de werkzaamheid!

Laat een reactie achter